nordisk
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- nor·disk
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord norðr.
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
g enkelvoud | nordisk | mere nordisk | mest nordisk |
o enkelvoud | nordisk | |||
meervoud | nordiske | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
nordiske | mere nordisk | mest nordiske |
Bijvoeglijk naamwoord
nordisk
- noords (de landen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen og Zweden betreffend)
- noords (qua type)
- (taalkunde) met betrekking tot de groep van nauw verwante Noord-Germaanse talen, namelijk Deens, Faeröers, IJslands, Noors en Zweeds
- (sport) met betrekking tot de disciplines van het langlaufen en schansspringen
Antoniemen
- [4]: alpin
Hyperoniemen
- [3]: språg
- [3]: sprogvidenskab
Afgeleide begrippen
- [1+3]: vestnordisk
- [1+3]: østnordisk
- [3]: fællesnordisk
- [3]: internordisk
- [3]: oldnordisk
- [3]: urnordisk
Verwante begrippen
- [1]: skandinavisk
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: de nordiske lande
de noordse landen
- [1]: nordisk mytologi
de noordse mythologie
- [1]: nordisk samarbejde
de Noordse samenwerking
- [3]: nordiske sprog
de noordse talen
Verwijzingen
- nordisk in: Det Danske Sprog- og Litteraturselskabop website:ordnet.dk
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- nor·disk
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord norðr.
Naar frequentie | > 50000 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | nordisk | mer nordisk | mest nordisk |
o enkelvoud | nordisk | |||
meervoud | nordiske | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
nordiske | mer nordisk | mest nordiske |
Bijvoeglijk naamwoord
nordisk
- noords (de landen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen og Zweden betreffend)
- noords (qua type)
- (taalkunde) met betrekking tot de groep van nauw verwante Noord-Germaanse talen, namelijk Deens, Faeröers, IJslands, Noors en Zweeds
- (sport) met betrekking tot de disciplines van het langlaufen en schansspringen
Antoniemen
- [4]: alpin
Hyperoniemen
- [3]: språk
- [3]: språkvitenskap
Afgeleide begrippen
- [1]: samnordisk
- [1+3]: austnordisk
- [1+3]: vestnordisk
- [1+3]: østnordisk
- [3]: internordisk
- [3]: urnordisk
Verwante begrippen
- [1]: skandinavisk
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: de nordiske landene
de noordse landen
- [1]: nordisk samarbeid
de Noordse samenwerking
- [2]: ha et nordisk utseende
een noordse uitstraling hebben
- [3]: de nordiske språkene
de noordse talen
- [4]: nordiske grener
de noordse disciplines
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- nor·disk
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord norðr.
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | nordisk | meir nordisk | mest nordisk |
o enkelvoud | nordisk | |||
meervoud | nordiske | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
nordiske | meir nordisk | mest nordiske |
Bijvoeglijk naamwoord
nordisk
- noords (de landen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen og Zweden betreffend)
- noords (qua type)
- (taalkunde) met betrekking tot de groep van nauw verwante Noord-Germaanse talen, namelijk Deens, Faeröers, IJslands, Noors en Zweeds
- (sport) met betrekking tot de disciplines van het langlaufen en schansspringen
Antoniemen
- [4]: alpin
Hyperoniemen
- [3]: språk
- [3]: språkvitskap
Afgeleide begrippen
- [1]: samnordisk
- [1+3]: austnordisk
- [1+3]: vestnordisk
- [3]: frumnordisk
- [3]: fellesnordisk
- [3]: urnordisk
Verwante begrippen
- [1]: skandinavisk
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: dei nordiske landa
de noordse landen
- [1]: nordisk samarbeid
de Noordse samenwerking
- [2]: ha ein nordisk utsjånad
een noordse uitstraling hebben
- [3]: dei nordiske språka
de noordse talen
- [4]: nordiske greiner
de noordse disciplines