• nood·sys·teem
enkelvoud meervoud
naamwoord noodsysteem noodsystemen
verkleinwoord

het noodsysteemo

  1. een systeem dat in geval van nood in werking treedt, een systeem dat het werk overneemt als het reguliere systeem uitvalt
    • Opnieuw komt Schiphol niet ongeschonden een meivakantie door. De luchthaven heeft zijn noodsystemen niet op orde; niet voor het eerst.[1] 
    • Terwijl er een test werd uitgevoerd op de noodgeneratoren, is overspanning ontstaan', aldus Dehaene. 'Die heeft zowel de operationele systemen als het noodsysteem onklaar gemaakt.'[2] 
    • Tevens is de auto voorzien van speciale luchtventilatie bij een gasaanval en de Superb heeft een noodsysteem om te ontsnappen, waarover de makers verder niets willen zeggen.[3]