nobiljon
- no·bil·jon
- vernederlandsing van denkbeeldige afleiding van Frans noble zn "edelman" met het achtervoegsel -illon dat een verkleinwoord vormt, vergelijk franskiljon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nobiljon | nobiljons |
verkleinwoord | - | - |
de nobiljon m
- (adel) (pejoratief) iemand van adel
- Toen praatten de heren over Graaf d'Aspremont Lynden, hij zou weer het Ministerie van Landbouw krijgen, en wat kende die Franskiljonse nobiljon nu van landbouw? Hij heeft alleen maar tomaten gezien in een hors d'oeuvre! [1]
- Het woord 'nobiljon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nobiljon" herkend door:
8 % | van de Nederlanders; |
13 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Vree, F. de"De roman van de leugen" in: Hollands Maandblad. 424 jrg. 24 nr. 3 (maart 1983) Stichting Hollands Weekblad, Den Haag; p. 38; geraadpleegd 2019-08-28
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be