Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • net·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen netvormig netvormiger netvormigst
verbogen netvormige netvormigere netvormigste
partitief netvormigs netvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

netvormig

  1. vorm van een net hebbend
    • Een giraffe heeft een netvormige tekening op de vacht. 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be