• net·su·ke
  • Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘gordelknoop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
  • van Japans ねつけ [netsuke]
enkelvoud meervoud
naamwoord netsuke netsukes
verkleinwoord - -

de netsukem

  1. (kleding) versierde knoop aan het uiteinde van een koord waarmee Japanse mannen een buideltje met dagelijkse benodigdheden achter hun gordel vastmaakten
    • Hij leed hevige pijnen. Het was alsof er een vos onder zijn ribben zat, die met tanden en nagels zijn ingewanden verscheurde. De behandelende arts ried hem aan dat nooit tegen de zusters te zeggen: volgens Japans bijgeloof kon een mens door een vos bezeten raken. (…) Couperus, die veel over dergelijke vossen bij Lafcadio Hearn gelezen had - in het ziekenhuis las hij verder alleen The Japan Advertiser - werd er door gefascineerd. Later heeft hij een netsuke met een vos gekocht, die in de familie nog altijd bewaard wordt. [2]
  • 1. een netsuke van nabij
  • 1. linksboven een netsuke met rechts een buideltje van lakwerk
  • 1. zo houdt een netsuke een buideltje achter de gordel geklemd
  • 9 % van de Nederlanders;
    5 % van de Vlamingen.[3]