• net·rech·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord netrechter netrechters
verkleinwoord - -

de netrechterm

  1. (tennis) arbiter die beoordeelt of de bal na een service het net heeft geraakt
    Vanaf het eind van de 20e eeuw geleidelijk vervangen door elektronische waarneming.
     Alleen over zijn forehand was Krajicek nog niet te spreken, al zal de netrechter op baan 10 daar gisteren anders over hebben gedacht. Snoeihard kreeg hij een bal in het gezicht na een ultieme poging van Krajicek zijn tegenstander te passeren. De man mocht zich gelukkig prijzen dat de netrechters tegenwoordig met een speciale bril worden uitgerust.[1]
  1.   Weblink bron “Krajicek in Parijs klaar voor eerste echte krachtmeting” (29 mei 1998) op nrc.nl