Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neo·na·to·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse nātus ("geboren"), van nāscī ("geboren worden") met het voorvoegsel neo- en met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord neonatoloog neonatologen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de neonatoloogm

  1. (beroep) iemand die zich beroepsmatig bezig houdt met pasgeboren kinderen, (neonaten)
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie