naze m

  1. (spreektaal) gok, snufferd [1]
  2. (spreektaal) achterlijke, idioot
    «Y a que des gros nazes au boulot!»
    Op het werk zitten alleen maar idioten!
    «C’est quoi cette musique de nazes
    Wat is dit voor achterlijke muziek? [1]

naze

  1. (spreektaal) kapot, naar de bliksem
    «Mon disque dur, il est naze
    Mijn harde schijf is naar de bliksem. [1]
  2. (spreektaal) stom, achterlijk, idioot [1]
  3. (spreektaal) doodmoe
    «Je sors pas ce soir, j’suis trop naze
    Ik ga vanavond niet uit, ik ben veel te moe. [1]