Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·lij·ke

Bijvoeglijk naamwoord

achterlijke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van achterlijk
     Achterlijke dakhazen met hun idiote prijzen,’ zei hij, het kwam duidelijk recht uit het hart.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord achterlijke achterlijken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de achterlijkev / m

  1. iemand met een geestelijke achterstand
  2. (pejoratief) iemand met een andere mening
     Het zijn een stelletje achterlijken, daar in Hilversum.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2