• nar·gi·leh
enkelvoud meervoud
naamwoord nargileh nargilehs
verkleinwoord - -

de nargilehm

  1. (verouderd) toestel waarmee een roker met een slangetje tabaksrook opzuigt die eerst door water is geleid
    • In een klein café heb ik met een oude Arabier onder het genot van inlandse muziek en het roken van een nargileh ernstig zitten praten. [2]
5 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[3]