• na·le·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
naleven
leefde na
nageleefd
zwak -d volledig

naleven

  1. overgankelijk zich houden aan een verplichting
    • We moeten de reglementen naleven. 
     Voedsel, gas en licht zijn echter niet tweedehands te krijgen en daardoor kon ik mijn eigen regels niet heel strikt naleven.[1]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be