• na·dreu·nen

nadreunen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nadreunen
dreunde na
nagedreund
zwak -d volledig
  1. (figuurlijk) van iets vervelends dat het lang invloed zal blijven houden
    • Ajax-trainer Peter Bosz denkt dat de nederlaag bij Excelsior nog wel even zal nadreunen bij Feyenoord.[2] 
    • Zelfs als zij dit allemaal overleven, vrezen de inwoners van Raqqa voor de toekomst, terwijl het barbaarse verleden nog heel lang zal nadreunen.[3] 
98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 07 mei 2017
  3. de Telegraaf RALPH DEKKERS 01 apr. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be