• nacht·le·ven
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtleven
verkleinwoord

het nachtleveno

  1. de wereld van het uitgaan dat meestal 's-nachts plaatsvindt in cafés en nachtclubs.
    • De jonge vakantiegangers leefden zich helemaal uit in het nachtleven van Amsterdam. 
    • Door het nachtleven is het op de spoedpost van het ziekenhuis ook midden in de nacht heel druk. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be