• nacht·hok
enkelvoud meervoud
naamwoord nachthok nachthokken
verkleinwoord nachthokje nachthokjes

het nachthoko

  1. nachtverblijf voor huisdieren en vee
    • Doodshoofdapen leven in een strikte rangorde. De hoogstgeplaatste apen mogen de beste slaapplekjes uitkiezen. Lagergeplaatste dieren mogen pas naar binnen in het nachthok als de 'baasjes' tevreden zijn. [1] 
    • In het donker rukte ik de haantjes van de stok in het nachthok om ze vervolgens naar een boer in de buurt te transporteren, die er wel raad mee wist. Zelf bleef ik buiten schot. Niet echt dapper, nee. [2] 
    • Beheerder van Stadsboerderij Beeklust Johan Post zag het al aankomen. Volgens Post kun je er op wachten zodra de trekvogels over vliegen. Die worden gezien als de bron van de vogelgriep. Alle kippen, pauwen, duiven en de kalkoen van Beeklust blijven sinds maandag in hun nachthok. [3] 
93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]