naargeestigheid
- naar·gees·tig·heid
- afleiding van naargeestig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naargeestigheid | naargeestigheden |
verkleinwoord |
de naargeestigheid v
- het heel somber en onvriendelijk zijn van karakter
- ▸ Er had heel wel een beter kwartier voor hem gevonden kunnen worden, maar maarschalk Davout was een van die mensen die hun levensomstandigheden met opzet zo naargeestig mogelijk maken om een excuus te hebben voor hun eigen naargeestigheid.[1]
- ▸ Vandaag, op een zonnige voorjaarsdag in april, is er van de naargeestigheid nog maar weinig te merken. Hagelwitte gebouwen in de zon, groene gazons en een uitnodigend poortgebouw zorgen voor een sfeer die nog maar weinig te maken heeft met vroeger.[2]
- iets dat onvriendelijk en somber is
- Het woord naargeestigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
- ↑ Weblink bron “Het nieuwe signaal van Thales” (18-04-2015), Tubantia