1. Een verchroomde naafdop op het wiel van een auto.
  • naaf·dop
enkelvoud meervoud
naamwoord naafdop naafdoppen
verkleinwoord naafdopje naafdopjes

de naafdopm

  1. kapje dat het midden van een wiel afdekt, vaak voorzien van een versiering
    • Het doet me altijd onsympathiek aan, dit soort opzettelijk gecreëerde verschillen. Niet wanneer het gaat om dingetjes zoals opengewerkte wielen met naafdop (…) of met wieldop (…) en om chroomrandjes om de grille en ruiten; dat zijn per slot van rekening overbodigheden die slechts de ijdelheid strelen. [1]