Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • muur·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord muurplaat muurplaten
verkleinwoord muurplaatje muurplaatjes

Zelfstandig naamwoord

de muurplaatv / m

  1. een zware houten balk of plaat in de lengte op een buitenmuur bevestigd als ondersteuning voor de daksporen
    • De muurplaat was goed aan het onderliggende metselwerk verankerd. 

Gangbaarheid

Meer informatie