• mus·lin·ger
  • Afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord musling met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 32352
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   -     -     muslinger     muslingene  
genitief   -     -     muslingers     muslingenes  

muslinger mv

  1. (tweekleppigen) (taxonomisch) tweekleppigen (een taxonomische klasse)

muslinger, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van musling