Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mou·lu·ren
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de moulurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord moulure
      Zoo heb ik in Rome 's morgens in mijn bed recht gestaan, om te zien of de mouluren op het plafond wel echt of geschilderd waren. 'k Heb het niet kunnen vinden alvorens er een balleken nat papier naar toe te kletsen; 't bleef plakken! 't Was geschilderd![1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Naar waar de appelsienen groeien.”, 4de druk (ca. 1940), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 136