motie
- mo·tie
- Leenwoord uit het Engels of Frans, in de betekenis van ‘uitspraak in een vergadering’ voor het eerst aangetroffen in 1817 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | motie | moties |
verkleinwoord | motietje | motietjes |
- (politiek) een middel waarmee een lid van een vergadering een discussiepunt, dat niet al op de agenda staat, voor kan leggen aan een vergadering
- ▸ In Maastricht, bij het jaarlijkse congres tijdens de WK wielrennen, heeft de UCI een motie aangenomen om "pogingen om de pijnlijke aspecten van de wielergeschiedenis te exploiteren" te negeren.[4]
1.
- Het woord motie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "motie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "motie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ motie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “UCI ziet af van generaal pardon” (21-09-2012), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be