morirse
- IPA: /moˈɾiɾ/
- mo·rir·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
morirse |
moría |
muerto |
volledig |
morirse
- wederkerend sterven, omkomen, overlijden, doodgaan
- eindigen, ophouden, aflopen
- (~ de) sterven aan, overlijden aan
- (~ por) vurig verlangen naar