• moi·re·ren

moireren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
moireren
moireerde
gemoireerd
zwak -d volledig
  1. weefsels of metaal een gevlamd uiterlijk geven
25 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[2]