• mof·fin
  • afleiding van mof met het achtervoegsel -in[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord moffin moffinnen
verkleinwoord moffinnetje moffinnetjes

de moffinv

  1. (pejoratief) vrouw uit Duitsland
     In de entourage van Nicolas Sarkozy noemen ze Angela Merkel la boche, ofwel 'de moffin', schreef The New York Times in een portret van het gekste paar van Europa.[2]
38 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “AAA” (24 oktober 2011), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be