• mo·den

moden

  1. rijp
    «Bananer varierer i farge fra grønn (lett moden) til gul (moden) og gul med små brune prikker (fullmoden).»
    Bananen variëren in hun kleur van groen (een beetje rijp) naar geel (rijp) en geel met kleine bruine stippen (volrijp).
  2. (figuurlijk) rijp, oud genoeg of ervaren genoeg voor
    «Tidlige ekteskap viser større tendens til oppløsning enn ekteskap inngått i mer moden alder.»
    Vroege huwelijken hebben een grotere neiging tot ontbinding dan huwelijken gesloten in de rijpere leeftijd.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud moden modnere modnest
o enkelvoud modent
meervoud modne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
modne modnere modneste
  • [2]: en moden kvinne
een oudere vrouw
  • [2]: tiden er moden for ...
de tijd is rijp voor ...
het is noodzakelijk om ...


  • mo·den

moden

  1. rijp
  2. (figuurlijk) rijp, oud genoeg of ervaren genoeg voor
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud m/v: moden
(bijvorm) v: modi
modnare modnast
o enkelvoud mode,
modi
(bijvorm) modent
meervoud modne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
modne modnare modnaste
  • [2]: ei moden kvinne
een oudere vrouw