Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·bi·li·seer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mobiliseerbaar mobiliseerbaarder mobiliseerbaarst
verbogen mobiliseerbare mobiliseerbaardere mobiliseerbaarste
partitief mobiliseerbaars mobiliseerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

mobiliseerbaar

  1. activeerbaar, op afroep aanzetten tot een bepaalde activiteit
    • "Alleen slagen de traditionele verzuilde organisaties er niet in veel burgers, vooral jongeren, aan te spreken. Ze weten geen nieuwe manieren te ontwikkelen die aan moderne mensen appelleren." Deze `oude' organisaties hebben volgens hem een sterk emanciperende functie gehad. Hun aanhang bestond echter uit sociale subculturen die op afroep mobiliseerbaar waren. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Michèle de Waard NRC 17 februari 2005