• mis·kleun
vervoeging van
miskleunen

miskleun

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miskleunen
    • ... dat ik miskleun. 
enkelvoud meervoud
naamwoord miskleun miskleunen
verkleinwoord

de miskleunm

  1. een grove fout
    • De miskleunen waren onder meer het gevolg van zijn opgravingsmethode. In Duitsland had hij aan het begin van zijn carrière geleerd om geen vlakken maar sleuven te graven. Deze methode met wat nu proefsleuven heten wordt nog steeds gebruikt, maar alleen om een eerste indruk te krijgen.[1] 
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]