• mirth
  • Afkomstig van het Oudengelse woord "myrgth".
enkelvoud meervoud
mirth -

mirth

  1. (formeel) vrolijkheid met gelach
  2. (dichterlijk) vreugde
  3. (formeel) blijmoedigheid
  • [1]: brimming over with mirth
bruisend van vrolijkheid
  • [1]: brimming with mirth
bruisend van vreugde
  • [1]: contrived mirth
gekunstelde vrolijkheid
  • [1]: object of mirth
(dichterlijk) de oorzaak van het gelach
  • [1]: sober mirth
rustige vrolijkheid
  • [1]: to brim over with mirth
bruisen van blijmoedigheid