• mid·den·po·si·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord middenpositie middenposities
verkleinwoord

de middenpositiev

  1. plaats tussen twee uitersten
     Tegenwoordig zitten we weer in een fase waarin gezocht wordt naar een middenpositie, tenzij men een adept is van een specifieke denker wiens taal en theorie men overneemt en toepast op eigen onderzoeksmateriaal.[1]
     Hij wilde niet eens de rol van onderofficier aanvaarden omdat een dergelijke middenpositie krenkend zou zijn geweest voor zijn gevoel van eigenwaarde.[2]


  1. Babette Hellemans
    “Cultuur” (2014), Amsterdam University Press  , ISBN 9789089646040
  2. Péter Nádas
    “Het boek der herinneringen” (1986), Athenaeum - Polak & Van Gennep  , ISBN 9055154407