• mid·del·ma·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord middelmatigheid middelmatigheden
verkleinwoord

de middelmatigheidv

  1. het gemiddeld, maar niet buitengewoon goed presteren
     Het onderwijs moet volgens hem 'uitgaan van de individuele behoeften en capaciteiten van kinderen en in de klas meer recht doen aan de verschillen tussen leerlingen'. Zo wil hij, schrijft hij in zijn brief aan de Kamer, 'de middelmatigheid doorbreken'.[2]
     Bovendien betekent het creëren van zo'n topinstituut automatisch dat alle overige universiteiten door minder excellent onderzoek en onderwijs sterk in aanzien zullen dalen. Dan heb je één uitblinker en voor de rest middelmatigheid. Dat willen we niet.'[3]
     Pelle Rietveld staat voorlopig 19de met 2372 punten. 'Het gaat bepaald niet op de automatische piloot. Ik zoek naar het goede gevoel, want tot nog toe regeert de middelmatigheid', zei de 29-jarige atleet uit Zoetermeer. 'Maar vanuit een achterstand terugkomen is wel leuk om te doen.'[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kabinet wil toptalent op scholen ruim baan geven” (02-09-2013), Tubantia
  3.   Weblink bron “Meeste universiteiten leveren iets in op mondiale top 200” (02-10-2013), Tubantia
  4.   Weblink bron “Sintnicolaas heeft nog uitzicht op medaille” (12-08-2014,), Tubantia