mictie
- Uit het Frans miction (uit het Laat- of Middeleeuws Latijn mictio), overgenomen in de tweede helft van de 19e eeuw.
- mic·tie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mictie | micties |
verkleinwoord |
de mictie v
- (medisch) het lozen van urine
- ▸ Patient bracht voor HARLEY twee monsters urine mede, een van 9 u. des morgens , dat volkomen normaal was en een ander van 2 u. des namiddags, donker-rood van kleur, geloosd ongeveer een uur nadat hij door koude rillingen overvallen was. De urine-secretie was gewoonlijk eerst na de derde mictie weder normaal.[1]
- Het woord mictie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mictie" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Pieter Cornelis van Rossem“Paroxysmale haemoglobinurie”, dissertatie (1877), Weduwe G. Hulst Van Keulen, Amsterdam, p. 12 op delpher.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be