enkelvoud meervoud
onbenadrukt benadrukt onbenadrukt benadrukt
1e persoon mi
mhi
mise
mhise
sinn sinne
2e persoon thu
tu
thusa
tusa
sibh sibhse
3e persoon
(mannelijk)
e esan iad iadsan
3e persoon
(vrouwelijk)
i ise

mhi

  1. gemuteerde vorm van mi: ik; bijvoorbeeld na bu of cha (het koppelwerkwoord):
    «Bu mhi glè thoilichte.»
    Ik was erg blij.