• mez·zo
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: half’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
  • uit het Italiaans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mezzo mezzo's
verkleinwoord

de mezzov [3]

  1. (muziek) half
  2. (muziek) verkorting van mezzosopraan een vrouwenstem tussen alt en sopraan in
    • Hoeren, hellevegen en sloeries, dat is wat je verwacht bij de liedkunst van Kurt Weill. Onmogelijk haast om je zijn liederen van gevallen vrouwen in te beelden zonder de groezelige en door levenspijn getergde vocalen van chanteuses als Lotte Lenya. Zijn noten als uitgedrukte sigarettenpeuken niet uw ding? Geef deze recitalplaat toch een kans, want de manier waarop mezzo Kate Lindsey deze liederen aanpakt, is verfrissend. Samen met toetsenpartner en arrangeur Baptiste Trotignon zet ze de cabareteske smart van Weill naast de laatromantische liedkunst van Korngold, Zemlinsky en Alma Mahler. Haar gedecideerd kleurige stem is een plezier om naar te luisteren: fris en hip in de hoogte, gepassioneerd donker in de diepte. [4] 
    • Initiatiefneemster Netty Fontein draagt na elk optreden een van haar eigen gedichten voor, in een decor van haar zelfgemaakte, kleurige quilts. Ook de zang van de mezzo sopraan Valeria Boermistrova en haar begeleider Henk Linker is indrukwekkend, evenals de inbreng van blokfluit speelster Kristin Nijhuis.[5] 
  3. (muziek) mezzo piano: niet te sterk en niet te zacht
  4. (schilderkunst) mezzo tinto: halfschaduw
  5. (muziek) mezzo voce: doffe stem
81 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[6]