meun
- meun
- vermoedelijk van Middelnederlands *moene, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meun | meunen |
verkleinwoord | - | - |
de meun m
- (straalvinnigen) (voeding) bepaald soort bruine zeevis met voeldraden aan de snuit, Ciliata mustela
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord meun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meun" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ meun op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "meun" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be