Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mes·sen·trek·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord messentrekker messentrekkers
verkleinwoord messentrekkertje messentrekkertjes

Zelfstandig naamwoord

de messentrekkerm

  1. iemand die een mes trekt.
  2. iemand die bij een vechtpartij gauw het mes trekt.

Gangbaarheid