• me·mo·rie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geheugen’ voor het eerst aangetroffen in 1290 [1]
  • Ontleend aan het Oudfrans memorie.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord memorie memories
verkleinwoord - -

de memoriev [3] [4]

  1. herinnering
  2. verhandeling over een bepaald onderwerp
  3. conclusie geschreven door een advocaat bij de hoogste rechtsprekende instantie (Hof van Cassatie of Hoge Raad)
  • contramemorie
  • memorie van antwoord
  • memorie van wederantwoord
  • memorieel
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]