meevieren
- mee·vie·ren
- samenstelling van mee bn en vieren ww
meevieren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meevieren |
vierde mee |
meegevierd |
zwak -d | volledig |
- samen met anderen ergens verheugd om zijn en meedoen met de feestuitingen
- De Bijlmer bestaat vijftig jaar en daarom wordt er groots feest gevierd. Meevieren? Dan kun je met 'onconventionele urban sportatleten' trainen in het Natural Bars Movement Park, een talkshow bijwonen met onder andere Lama Patrick Lodiers of een potje schransen in World of Food, waar een open podium voor muziek zorgt.[2]
- Volgens de burgemeester waren huldiging van Oranje makkelijker, dan van Ajax, omdat bij Oranje meer vrouwen meevieren en de mannen zich dan beter gedragen.[3]
- Het woord meevieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meevieren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 23 NOVEMBER 2017 Raven in het Stedelijk en hysterisch kerstgeweld
- ↑ Het Parool 13 OKTOBER 2017 Uw herinneringen aan Van der Laan: Wat is die man lief
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be