Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·ro·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meeroken
rookte mee
meegerookt
zwak -t volledig

Werkwoord

meeroken

  1. ademhalen in een ruimte waar gerookt wordt zodat de niet-roker ook tabaksrook binnen krijgt.
    • Doordat er steeds meer rookvrije gebouwen zijn hoef je nu niet meer mee te roken. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be