meeroken
- mee·ro·ken
- samenstelling van mee en roken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meeroken |
rookte mee |
meegerookt |
zwak -t | volledig |
meeroken
- ademhalen in een ruimte waar gerookt wordt zodat de niet-roker ook tabaksrook binnen krijgt.
- Doordat er steeds meer rookvrije gebouwen zijn hoef je nu niet meer mee te roken.
- Het woord meeroken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meeroken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be