Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·pak·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

meepakken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meepakken
pakte mee
meegepakt
zwak -t volledig
  1. iets in het voorbijgaan meenemen, pakken, grijpen of raken
    • "Ik heb nog nooit een echte internationale prijs gepakt", reageerde Mulder verheugd in gesprek met de NOS. "Het gaat dit seizoen wel heel erg lekker en stabiel. Vorige week zat de spanning er toch hoog op, daarom wilde ik deze wedstrijd heel graag meepakken."[2] 
    • Wat volgde was een unieke ervaring links rijden. Verkeer van rechts op een rotonde? Gewoon vol op de rem als dat de enige manier is om aan de dood te ontsnappen. Borden met snelheidslimieten? In zo’n mooi landschap kijk je wel ergens anders naar. Stoeprandjes zitten aan de verkeerde kant van de weg, dus als je die meepakt, och.[3] 
    • Met haar enorme windkracht was Irma van ongekende omvang en impact voor het Nederlandse Koninkrijk, veel sterker nog dan de orkaan Luis die Sint-Maarten ruim twintig jaar geleden trof. Maar de anarchie en plunderingen hebben Burger misschien nog wel meer verbaasd. „Dat is iets anders dan in uiterste nood een flesje water meepakken.”[4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 05 jan. 2018
  3. de Telegraaf JEROEN HENDRIKS 28 nov. 2017
  4. de Telegraaf 10 sep. 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be