mediteren
- me·di·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘peinzen’ voor het eerst aangetroffen in 1360 [1]
- afgeleid van het Franse méditer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mediteren |
mediteerde |
gemediteerd |
zwak -d | volledig |
mediteren [3]
- inergatief in zichzelf keren om de diepste werkelijkheid te ervaren
- ▸ Hierdoor was mijn hoofd helemaal leeg, net als anderen wellicht ervaren tijdens mediteren.[4]
- inergatief in gedachten verzonken zijn
- inergatief een contemplatieve, vrome overdenking houden
- Het woord mediteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mediteren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mediteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mediteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be