Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·ca·men·teus
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen medicamenteus medicamenteuzer medicamenteust
verbogen medicamenteuze medicamenteuzere medicamenteuste
partitief medicamenteus medicamenteuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

medicamenteus

  1. (medisch) met behulp van geneesmiddelen
     De onderzoekers van het Brandwondencentrum Beverwijk proberen de omvang van de aandoening in Nederland preciezer in beeld te krijgen. Maar bovenal: hoe na chirurgie de minst verminkende littekens kunnen ontstaan en hoe de vleesetende bacterie medicamenteus (met antibiotica) het beste kan worden bestreden. De Nederlandse Brandwonden Stichting ondersteunt de studie.[1]
     Steeds meer afwijkingen van het ongeboren kind zijn voor de geboorte al te behandelen. Niet alleen medicamenteus maar ook operatief. Dick Oepkes: „Artsen moeten voorzichtig zijn met het invullen van het toekomstplaatje voor de ouders. Het is hún kind.”[2]

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    RENÉ STEENHORST
    “Vleesetende bacterie woekert: jaarlijks tientallen doden omdat ’het beest’ te laat wordt herkend” (11 okt. 2018), De Telegraaf
  2.   Weblink bron
    Huib de Vries
    “De baarmoeder als operatiekamer” (13-02-2019), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be