• me·dia·cra·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord mediacratie mediacratieën
verkleinwoord

de mediacratiev

  1. (politiek) land dat vooral geregeerd wordt door diegenen die de macht hebben om via de media de publieke opinie te beïnvloeden
     Nee. Sap is óók een goede politica. Maar je hebt de wet van Murphy en er was de missie naar Kunduz. Het financiële akkoord dat ze sloot, werd wél goed ontvangen. Ze heeft veel goed gedaan. Het is ook het ongeluk van de mediacratie: het moment van zo'n stekker in de Tweede Kamer... Jaren eerder heb ik de fout gemaakt om een telraampje mee te nemen naar de Tweede Kamer om aan te tonen dat premier Balkenende niet kon rekenen. Dat was lang voordat GeenStijl in Den Haag arriveerde. De les is: neem geen attributen mee naar de Tweede Kamer.[1]
     De politiek lijkt in toenemende mate ten prooi te vallen aan de mediacratie, waarin prominenten uit de televisiewereld en getapte talkshowgasten een gooi willen doen naar de macht, gesterkt door verbaal talent en vooral een flinke achterban, die ontevredenheid voelt over de wijze waarop het land momenteel wordt bestuurd.[2]
  1.   Weblink bron “Femke Halsema: Ik bemoei me niet meer met politiek” (11-01-2017,), Tubantia
  2.   Weblink bron “Wat voor bestuurlijke ervaring heeft Oprah nou eigenlijk?” (13-01-2018), Tubantia