• me·de·rei·zig·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord medereizigster medereizigsters
verkleinwoord

de medereizigsterv

  1. vrouw waar iemand samen een reis mee maakt
     Onder die omstandigheden ontmoette de dokter in Pazjinsk zijn vroegere medereizigster uit de trein, Pelageja Tjagoenova.[2]
     Een 16-jarig Brits meisje is afgelopen zondag veilig thuisgekomen dankzij een barmhartige medereizigster die een treinkaartje voor haar kocht. De moeder van het meisje is via Facebook op zoek naar de vreemdelinge om haar te bedanken. Het bericht is al ruim 122.000 keer gedeeld.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Navin Bhagwat
    “Moeder zoekt vrouw die duur treinkaartje gestrande dochter betaalde” (16-08-2017), Tubantia