medereiziger
- me·de·rei·zi·ger
- samenstelling van mede en reiziger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medereiziger | medereizigers |
verkleinwoord | medereizigertje | medereizigertjes |
de medereiziger m
- (verkeer) een reiziger die net als jij (daar) aan het reizen is.
- Een medereiziger sprak me aan en we hadden een leuk gesprek.
- Het woord medereiziger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.