medecursist
- Geluid: medecursist (hulp, bestand)
- me·de·cur·sist
- samenstelling van mede en cursist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medecursist | medecursisten |
verkleinwoord | medecursistje | medecursistjes |
de medecursist m
- (onderwijs) een leerling waarmee je samen een cursus volgt
- In mijn groep zitten 30 medecursisten, de hele groep bestaat dus uit 31 cursisten.
- Het woord medecursist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.