• me·de·be·stuur·der
enkelvoud meervoud
naamwoord medebestuurder medebestuurders
verkleinwoord

de medebestuurderm

  1. persoon die samen met iemand in een bestuur zitting heeft; collega-bestuurder
     Medebestuurder Wiecher Hadderingh zegt: "Achteraf kan je je afvragen of we deze cliënt niet hadden moeten doorverwijzen naar een BOPZ-instelling. Een gesloten instelling waar wel gewerkt mag worden met vrijheidsbeperkende maatregelen en dwang. Dat is in open huizen niet geoorloofd, behalve in een noodsituatie."[1]
     De geestige passage gaat over de Langejanstraat, een centrale gang in het gebouw van de Nederlandse Zorgautoriteit. Toenmalig bestuursvoorzitter Langejan laat de portretten van zijn voorgangers weghalen en vervangen door foto's van hemzelf en zijn medebestuurder en nog zeven belangrijke figuren uit de zorgwereld. Langejans portret hangt op een kruispunt. Passanten van drie kanten lopen tegen Langejans portret aan.[2]


  1.   Weblink bron “"Vrouw hoorde niet in tehuis Onnen"” (Zaterdag 10 augustus 2013, 09:27), NOS
  2.   Weblink bron
    Rinke van den Brink en Hugo van der Parre
    “"Dit boek is eerherstel voor Arthur"” (Vrijdag 5 september 2014, 16:55), NOS