maximumcapaciteit

  • maxi·mum·ca·pa·ci·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord maximumcapaciteit maximumcapaciteiten
verkleinwoord

de maximumcapaciteitv

  1. de maximale hoeveelheid van iets dat ergens in past
     In de koelruimte waar O'Malley de overledenen voorbereidt op hun begrafenis, liggen vandaag achttien lichamen opgeslagen. "Tot een jaar geleden hadden een maximumcapaciteit van negen, maar dat was duidelijk te weinig."[1]
     De Johan Cruijff Arena, met een maximumcapaciteit van 55.000 mensen, is normaal gesproken voor meer dan een derde gevuld met seizoenkaarthouders. Die zullen dus niet allemaal naar binnen kunnen bij een thuiswedstrijd.[2]


  1.   Weblink bron “Het Verenigd Koninkrijk vaccineert het snelst, toch heerst er vooral somberheid” (Zondag 7 februari 2021, 21:07), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Clubs worstelen met beperkte bezetting: Ajax gaat loten, PSV laat keuze aan fans” (Vrijdag 28 januari 2022, 19:18), NOS