Een matroesjka met de poppetjes die erin passen
  • ma·troesj·ka
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘poppetje waarbinnen een kleiner poppetje, waarbinnen... enz.’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1992 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord matroesjka matroesjka's
verkleinwoord - -

de matroesjkav

  1. een holle houten pop uit Rusland die onderdeel is van een reeks steeds kleinere in elkaar passende poppen