Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afmeten

maten (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afmeten
    • Wij maten af. 
    • Jullie maten af. 
    • Zij maten af. 

Gangbaarheid