matapi
  • ma·ta·pi
  • uit het Surinaams - Nederlands [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord matapi matapi's
verkleinwoord

matapi

  1. (huishouden) een pers voor cassavewortels die gebruikt wordt om geraspte bittere cassave uit te persen
     In een der hutten was de bereiding van cassavebrood in vollen gang. Het stampen van den gesneden of geraspten cassavewortel, het uitpersen van het vergiftige sap in de matapi, een uit den bast eener Arundinacee gevlochten elastische buis, het zeven van het als brokken uit deze buis te voorschijn komende meel, en eindelijk het bakken op de ronde ijzeren plaat - van al deze bewerkingen ontvangt men door de beide nevensgaande platen, naar opnamen der voor- en achterzijde van de ruime hut, een heldere voorstelling.[2]
  1. matapi op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Dr. H. van Cappelle
    “Bij de Indianen en boschnegers van Suriname.” (1902), DBNL