masora
- ma·so·ra
- Herkomst: Hebreeuws, letterlijk: 'overlevering' [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | masora | masorot |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) benaming van een geheel van aantekeningen waarmee verschillende generaties joodse schriftgeleerden in de periode 500-1000 zorgden voor een nauwkeurige vastlegging van de overgeleverde tekst van de Tenach (OT); deze aantekeningen betreffen enerzijds de tekst zelf, anderzijds de uitspraak en voordracht daarvan
- Het woord 'masora' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.